RUIMERE TOEPASSING WERKELIJK GEBRUIK BENADERING IN PLAATS VAN PRO-RATA?
Als een onderneming zowel btw belaste, als btw vrijgestelde prestaties verricht, is niet alle btw op de kosten als voorbelasting aftrekbaar. Er moet dan gekeken worden waar de betreffende kosten voor worden gemaakt. Als dat voor met btw belaste prestaties is, dan is aftrek toegestaan. Zijn het btw vrijgestelde prestaties, dan is de btw niet aftrekbaar. Echter, in nagenoeg iedere onderneming zal ook sprake zijn van algemene kosten. Denk bijvoorbeeld aan de factuur van de accountant die de jaarrekening opmaakt. Die kosten zijn niet volledig toe te rekenen aan de btw belaste prestaties, noch aan de btw vrijgestelde prestaties. Voor dergelijke gemengde kosten mag daarom in principe slechts een deel van de btw als voorbelasting in aftrek worden genomen. Maar welk deel?
De Nederlandse wetgeving heeft als uitgangspunt dat de pro-rata (de verhouding tussen de omzet die met vrijgestelde en belaste prestaties is gerealiseerd) moet worden toegepast, maar geeft ook de ruimte voor het toepassen van een aftrek op basis van werkelijk gebruik als dat afwijkt (zie artikel 11-1-c en 11-2 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968). Een voorbeeld: Stel een pand bestaat uit twee ruimtes met een gelijke vloeroppervlakte. De ene ruimte wordt voor 100 euro per maand met btw belast verhuurd, de ander voor 200 euro vrijgesteld van btw. Op grond van de pro-rata zouden de algemene kosten (denk aan schilderwerk van de buitenkant van het hele pand) voor 1/3e aftrekbaar zijn (100 belaste omzet versus 200 vrijgestelde). Echter, het werkelijke gebruik van deze gemengde kosten is hiermee uiteraard niet in overeenstemming. Daarom wordt bij onroerende zaken de aftrek in principe vastgesteld op basis van de verhouding tussen de belaste en vrijgestelde verhuurde vierkante (of in sommige gevallen kubieke) meters.
In de praktijk is het voor veel ondernemingen lastig om een objectief vast te stellen sleutel te vinden. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in een recente uitspraak (27 maart 2020, nr. 18/00313, ECLI:NL:GHSHE:2020:1066) ruimte gegeven in het bepalen van die sleutel. De casus betrof een bancaire instelling. Om beter inzicht te krijgen in de winstgevendheid van haar producten heeft de bank een bedrijfseconomische analyse gemaakt (Profit & Loss) per productgroep. Dit door middel van een drietal periodiek bepaalde verdeelsleutels toe te wijzen aan de diverse productgroepen. Die sleutels werden bepaald op basis van tijdregistratie, daadwerkelijke productafname en evenredige verdeling. Deze berekeningen werden ook gebruikt om de btw aftrek te bepalen, omdat ook rekening werd gehouden met de belaste en vrijgestelde opbrengsten per productgroep.
De inspecteur wilde deze berekening echter niet volgen, omdat (in ieder geval deels) sprake was van inschattingen bij het toerekenen van de algemene kosten aan de productgroepen. Daarnaast werd ook nog een forfait toegepast bij de opbrengsten per productgroep. Hij vond dus dat de reguliere pro-rata moest worden toegepast. Het hof is het daar echter niet mee eens en stelt dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat het volgens zijn berekeningen tot stand gekomen aftrekpercentage en daarmee het werkelijk gebruik leidt tot een nauwkeuriger resultaat dan de pro-rata. Het meest nauwkeurige resultaat is niet noodzakelijk volgens het hof. De gebruikte gegevens (die door een registercontroller zijn opgesteld, voldoen aan IFRS regels en onder toezicht van AFM en DNB vallen) zijn in de ogen van het hof voldoende nauwkeurig, objectief en verifieerbaar.
Het lijkt hier misschien om een heel specifiek geval te gaan (vooral als je de hele uitspraak leest omdat ik hier de casus nog enigszins versimpel), maar dat is zeker niet het geval. De insteek van het hof is dat een berekeningsmethode ook kan worden gebruikt als er aannames inzitten, zolang er maar voldoende nauwkeurige, objectieve en verifieerbare gegevens aan ten grondslag liggen. Bovendien kan volgens het hof een aftrekrecht per productcategorie worden berekend. Iets dat door de Belastingdienst in het algemeen ook niet werd toegestaan. Het is afwachten wat de Hoge Raad hier van gaat vinden (er is namelijk cassatie ingesteld), maar het biedt vooralsnog kansen!
Dit artikel is gepubliceerd in BTWUpdate 2020, nr. 3. Rick Franke maakt sinds de start van dit periodiek (begin 2015) deel uit van de vaste schrijversstaf.